Ju-Jitsu

Wat is Ju-Jitsu

De naam komt van het Japans: ‘ju’ betekent ‘zacht’ of ‘soepel’ en ‘jitsu’ betekent ‘vaardigheid’ of ‘kunst’. Deze letterlijke vertalingen ‘zachte kunst’ of ‘soepele vaardigheid’ betekenen echter niet dat deze sport altijd een pijnloze of ongevaarlijke bezigheid is. Bij gevorderden kan het er hard – maar altijd gecontroleerd- aan toe gaan. Je kunt niet oefenen zonder al eens pijn te voelen of te veroorzaken. Met de woorden ‘zacht’ en ‘soepel’ wordt hier eerder bedoeld dat men met een minimum aan kracht een maximum aan resultaat kan behalen in het afweren of uitschakelen van een of zelfs meerdere ongewapende en gewapende tegenstanders.

Ju-jitsu legt dus de nadruk op zelfverdediging en niet op de aanval. Ju-jitsuka’s worden erop gewezen dat wat zij leren alleen in geval van uiterste nood mag gebruikt worden en dat een vermeden gevecht een gewonnen gevecht is. Ook op de tatami (oefenmat) moet ieder er zich steeds van bewust zijn dat hij of zij met ernstige dingen bezig is. Daarom zijn de trainingen gebonden aan regels. Die vind je terug in het binnenhuisreglement.

Elke beweging bestaat uit een combinatie van een afweer, een bevrijding, een ontwijking, gevolgd door een worp, slag, trap of  klem. De combinatie kan eenvoudig zijn of ingewikkeld, pijnlijk of minder pijnlijk, meer of minder gevaarlijk, naargelang het resultaat dat je wil bekomen. Volgens de wet op de zelfverdediging moet je verdediging immers altijd in verhouding staan tot de aanval. De onderwezen stijl van ju-jitsu is gebaseerd op wat de lesgevers zelf leerden van hun shihan (grootmeester) August De Wit – 10e dan en Frans Wouters - 10e dan.

Natuurlijk zijn de lessen voor beginners en vooral voor kinderen aangepast; er worden hen geen gevaarlijke klemmen of wurgingen aangeleerd. Bij de lagere leerling gordels (wit, geel, oranje) besteden we veel aandacht aan de basistechnieken zoals standen, stoten, slagen, trappen en afweren uit het karate, verscheidene worpen en houdgrepen uit het judo en natuurlijk het leren vallen.

Toch worden ook dan al typische ju-jitsu grepen onderwezen. Wie na enkele jaren oefenen de hogere kyu-graden bereikt, dat zijn groen, blauw en bruin, maakt kennis met de echte ju-jitsu klemtechnieken. Deze klemmen zijn vooral gebaseerd op het optorsen, forceren of - in realiteit – het breken van gewrichten. Ook de kwetsbare plaatsen en drukkingspunten op het lichaam worden bestudeerd. Als kroon op het werk leert men zich vanaf blauwe gordel verdedigen tegen aanvallen met wapens zoals aanval met matrak, stok, mes, pistool, geweer en stoel.

Niet alleen techniek, snelheid, evenwicht en uithoudingsvermogen zijn belangrijk, maar ook andere vaardigheden, waarvan we er hier enkele opnoemen.

Zonder de noodzakelijke beheersing zouden er vlug ongevallen voorkomen. Doorzettingsvermogen is ook belangrijk, vermits de ju-jitsuka vele malen dezelfde bewegingen zal moeten uitvoeren tot ze een reflex geworden zijn. Een zekere bereidheid tot opoffering is ook nodig, want de helft van de tijd moet je slachtoffer zijn van je trainingspartner. Ook luisterbereidheid, vertrouwen in de senseï en de trainingspartner, inzicht en vooral veel geduld zijn vereist. Alleen dan kan een beginneling de lange weg doorworstelen van de witte tot de begeerde zwarte gordel. En zelfs die is slechts het begin naar verdere vervolmaking in de dan-graden. Zo is de weg die we in onze sport afleggen een weg zonder einde …